Van veraf voor mijn ogen verontwaardigd
zoektocht naar wat zaken zonder zwaarte
Stromp’lend, struinend steeds weer stoppend
gebukt, gedraaid, graaiend zonder glimlach
Een lange lege dag, glijdt lijdendt tot een avond
om dan de eenzaam donk’re, diepe nacht
weer door te komen, in vlug verstoorde rust
Het wakend slapen, dromend zonder dromen
te vroeg te scherp ontmoeten van het gloren
het krieken, andermaal een start tot overleven
Als de wereld verward van vreemd’ en afschuw
het gadeslaat met bitter gal gespuwde ogen
En ik, ik die hier vandaag niet hoort te zijn
misschien morgen of gist’ren, menig and’re week
Een jaar, misschien wel meer, en al het and’re
een schouwspel welke niet het mijne was
telkens toch de ogen sluitend, stil en somber
Om wat ik zou, maar nooit een poging deed
Geef een reactie